Elfde generatie
Zoons Wytze Alles van der Sluis (1835 - 1920)



De drie gebroeders Van der Sluis,
v.l.n.r. Jan Wytzes, Auke Wytzes en Alle Wytzes

4.1.5.1.3
ALLE WYTZES, vervener te Erica

3-1-1865 Appelscha - 4-1-1943 Emmen
x Zwaantina Hendrika Jacoba Akkerman, Emmen 16-12-1897
6-3-1862 Sleen - 7-7-1934 Erica
dv Jacobus Henderikus Akkerman en Hindrikje Aling

1. Henderika 15-8-1898 Erica - 20-12-1986 Hillegom, x Heimerik Bodde Bouman, directeur Friese Veenmaatschappij, Emmen 2-5-1927


Alle Wytzes van der Sluis

In december 1892 werd te Nieuw-Amsterdam de NV 'De Friesche Veenmaatschappij' opgericht, die zich tot doel stelde om, nu de verveningen in Friesland op hun eind liepen, die te Drenthe voortvarend aan te pakken. In de jaren 80 van de 19e eeuw was de neergang van de veenderij al in volle gang. De concurrentie met steenkool was uiteraard niet vol te houden. De Historische Vereniging Zuid-Oost Drenthe schrijft dat de venen en wijken in Klazienaveen in 1887 'voor een habbekrats' werden verkocht aan de familie Van der Sluis uit Appelscha. Het startkapitaal van de NV bedroeg f56.000,-, verdeeld over 80 aandelen. Alle Wytzes was de enige oprichter uit zijn generatie, de anderen waren zijn vader Wytze Alles, zijn ooms Jan Alles (4156) en Jan Piers (4335) en Suardus Engberts Posthuma. Hij werd op 28-jarige leeftijd tot directeur van de NV benoemd.
Toen zijn dochter Henderika trouwde met Heim Bodde Bouman, toen surnumerair van 's Rijks belastingen, gaf dit hilariteit bij de familie Van der Sluis, wetende dat Alle Wytzes een hartgrondige hekel had aan het betalen van belastingen. In 1942 volgde Bodde Bouman zijn schoonvader op als directeur, in 1969 werd de NV geliquideerd.
De taak van de directeur moet uiterst zwaar geweest zijn zolang zijn benen het enige vervoermiddelen waren. Vrijwel dagelijks wandelde hij van Nieuw-Amsterdam naar de veenderijen in de omgeving van Erica, die minstens zes kilometer verderop lagen. Volgens de verhalen is hij vele malen voor dag en dauw de veenderijen langsgewandeld om de lonen uit te betalen, om dan 's middags naar Nieuweroord te gaan voor overleg met zijn oom Jan Piers, die als president-commissaris zijn grote steun was. Op zulke dagen moet hij meer dan 40 km gelopen hebben.
De NV floreerde: in de eerste 50 jaar werd er per aandeel van f 700,- per jaar f 126,- dividend uitgekeerd. De jaarvergaderingen groeiden uit tot jaarlijkse familiereünieën. Er staat een uitgebreid verhaal over de Friesche Veenmaatschappij en de rol van de familie Van der Sluis van de hand van Heim Bodde Bouman op deze site.

De directeurswoning van de Friesche Veenmaatschappij in Erica, het 'tegeltjespand' genoemd vanwege de rijkdom aan tegels aan de buitengevels, bestaat nog. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed beschrijft het als volgt: Voormalige directeurswoning uit omstreeks 1900 met aangebouwde schuur is van algemeen belang vanwege: de ouderdom van de verschillende onderdelen, de architectuurhistorische en kunsthistorische waarde (ontwerp, plattegrond, materiaalgebruik, vormgeving en detaillering), de aanwezigheid van betegelingen met zeldzame tot unieke decors (plateelbakkerij Van Hulst te Harlingen), de aanwezige waardevolle interieuronderdelen, als voorbeeld van een in rijke eclectische stijl uitgevoerde vervenerswoning, als een van de weinige vrij gaaf bewaarde gebouwde getuigen van de eind 19de-eeuwse welvaart van de Oost-Drentse verveningen, als een van de weinige vrij gaaf bewaarde gebouwde getuigen van de N.V. Friesche Veen Maatschappij, vanwege de markante ligging op een kruising van water- en landwegen.


Het Tegeltjeshuis in Erica


4.1.5.1.4
JAN WYTZES, vervener, directeur

6-5-1867 Appelscha - 24-12-1930 Leiden
x Jacobje Reitsma, Ooststellingwerf 23-7-1895
3-11-1870 Appelscha - 8-10-1926 Klazienaveen
dv Gerben Abele Reitsma en Martje Jans van Weperen

1. Martje 20-9-1897 Appelscha - 7-8-1975 Den Haag, x Johannes Dirk van Roon, chemisch fabrikant, Emmen 6-3-1922
2. Joukje 26-3-1900 Appelscha - 20-9-1966 Den Haag, x Pieter Lambertus van Boven, hoofdinspecteur brandweerwezen, Emmen 21-6-1922
3. Wytze Alles 19-1-1904 Klazienaveen - 3-6-1967 Waalwijk, x Nantje Zweep, Leiden 31-1-1940

    

links: Jacobje Reitsma en Jan Wytzes
rechts: vlnr: Martje Jans, twee onbekenden, Jacobje Reitsma, Joukje Jans, Jan Wytzes; voor: Wytze Alles

Jan Wytzes blijft eerst bij zijn vader Wytze Alles 'in de zaak'. Hij neemt in 1895 de vervening in Appelscha over en sluit deze in 1902 af. Hij trouwt met Jacobje Reitsma, de dochter van een andere vervener uit Appelscha. Ze blijven eerst een paar jaar in Appelscha wonen, waar ze een huis huren dat ze later kopen voor een bedrag van f 1300,-. In de akte staat wat de huurder allemaal aan de woning heeft aangebracht: een slaapkamer en het privaat in de schuur, de afsluiting tussen de gang en de vroegere winkel, een vaste kast in de keuken, het aanrecht aldaar, de deurbel, een open stek opzij van het huis en de vlierheesters, de spiegel boven de schoorsteenmantel in de kamer, de regenwaterbak met vergaderbak en pijp, een slot aan de voordeur, en de voetenschrabber. De dochters Martje en Joukje zijn in Appelscha geboren, maar later verhuist het gezin naar Klazienaveen.

De Historische Vereniging Zuidoost-Drenthe ontving omstreeks het jaar 2000 een portret van een onbekend manspersoon, geschilderd door W. Korteling, schilder en chef van de turfstrooiselfabriek. Gezien het uiterlijk van de geschilderde persoon, ging het om een gedistingeerde heer. Jan Wytzes was van 1904 tot 1927 hoofd van de bolsterveenderij van de turfstrooiselfabriek in Klazienaveen, en werd in het dorp met 'mijnheer' aangesproken. Volgens schrijver hadden Jan en Alle Wytzes van der Sluis een nogal forse neus, en was dat wellicht de reden en dat het portret op de zolder was blijven liggen. Het kan ook zijn dat Jan Wytzes was overleden voordat het portret af was (PvdS).

Feestelijke opening tramverbinding Klazienaveen - Ter Apel, 1907
Jan Wytzes van der Sluis zittend, 2e van links
(Hist. Ver. Zuidoost-Drenthe)


4.1.5.1.7
AUKE WYTZES, schout-bij-nacht

31-10-1870 Appelscha - 22-2-1941 Voorburg
x Hendrika Antonia du Marchie Sarvaas, Amsterdam 9-4-1903
10-9-1875 Amsterdam - 24-7-1936 Voorburg
dv Gideon Jan du Marchie Sarvaas en Maria Johanna Verploegh

1. Maria Johanna 8-1-1904 Den Helder - 9-1-1929 Den Haag, x Jhr. Hendrik Albert van Foreest, vice-admiraal, Den Helder 23-9-1926
2. Joukje 12-2-1907 Den Helder - 28-3-1912 Soerabaja


Luitenant ter zee 1e klasse Auke Wytzes van der Sluis en zijn gezin
Nederlands Indië 1910


Auke ging al op vroege leeftijd naar zee. Zijn beide broers kozen ervoor de verveningsactiveiten van hun vader voort te zetten, maar in die bedrijfstak liepen de verdiensten sterk terug. Of jongste zoon Auke voor de marine koos uit ambitie of omdat hij niet het makkelijkste karakter had, zullen we nooit weten. In juli 1887, toen hij nog geen 17 jaar was, stuurt zijn vader een brief aan de minister van Marine dat hij akkoord gaat met de bestemming van zijn zoon bij het Koninklijk Instituut voor de Marine in Willemsoord (Den Helder) en dat hij het adres wil weten waarnaar hij de betaling zal doen voor zijn zoon.
Loopbaangegevens, 'aantekeningen van bijzonderen aard' en toegekende decoratiën en eerbelooningen' van militairen en marinepersoneel worden bijgehouden in zogenaamde Stamboeken. In de staat van dienst van Auke valt te lezen dat hij al voor zijn 21e verjaardag adelborst eerste klasse was. Een maand na zijn bevordering werd hij geplaatst aan boord van het stoomschip Van Galen en midden februari arriveerde hij in Oost-Indië, waar hij meer dan een maand verbleef. In 1892 werd hij overgeplaatst naar de s.s. Johan Willem Friso, die een reis van een half jaar maakte in de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Blijkbaar is er op dit schip iets voorgevallen, omdat Auke is gestraft door de commandant. De straf zal niet ingrijpend zijn geweest, want na enkele weken aan boord van een wachtschip volgde overplaatsing naar s.s. De Ruijter en daarna s.s. Tromp. In september 1893 kwam Auke weer in Oost-Indië aan, waar hij meer dan anderhalf jaar zou blijven. In april 1895 kwamen er berichten naar Nederland met ongunstige rapporten van de Commandant der Zeemacht in Oost-Indië, en in diezelfde maand keerde Auke terug wegens ziekte. In juli 1895 ontving hij uit handen van de 14-jarige koningin Wilhelmina het Lombokkruis, een onderscheiding die werd toegekend aan militairen die hadden meegedaan aan de Lombok-expeditie.
Na een aantal keuringen werd Auke in oktober 1895 weer geschikt bevonden voor de dienst. Enkele maanden daarvoor was hij bevorderd tot luitenant ter zee 2e klasse, en op 15 maart 1896 werd hij geplaatst aan boord van de hr.ms. Evertsen. Nog geen twee maanden later verliet het schip de haven van Den Helder voor een tocht naar Lissabon om daar de viering van de ontdekking van de zeeweg naar Indië door Vasco da Gama vierhonderd jaar eerder bij te wonen. De Portugese koning Karel I en zijn vrouw brachten een bezoek aan het schip. Vermoedelijk is Auke, als hoge officier, bij die gelegenheid onderscheiden als Ridder der Koninklijke Militaire Orde van São Bento d'Aviz.
Blijkbaar trok het avontuur toch weer, want een half jaar later verzoekt Auke weer om uitzending naar Oost-Indië. Eerst werd hij gedetacheerd aan boord van het logementschip Neptunus, maar in september 1899 volgde plaatsing aan boord van de s.s. Tromp. Na een verblijf van anderhalve maand keerde hij terug naar Nederland. Blijkbaar zinde de geboden vergoeding voor de reiskosten hem niet, want in de staat van dienst staat de aantekening Ongepaste uitdrukkingen in een brief aan den Minister van Marine, omtrent een reisdeclaratie, waarvoor hem straf behoort te worden opgelegd; zie Geheim 3 April 1900/189; Vervolg, waarbij hem deswege ernstige ontevredenheid betuigd van den Minister, zie Geheim 26 Oct. 1900/597.
Ook nu weer werd de soep blijkbaar niet zo heet gegeten als hij werd opgediend, want na een korte inactiviteit komt hij weer in Oost-Indië aan, ook nu weer voor een langere periode.
Tijdens zijn verlof in 1903 schrijft hij zich in op de Willemsparkweg 155 in Amsterdam. In april van dat jaar trouwt hij met Hendrika Antonia du Marchie Sarvaas, en wordt hem een maand buitengewoon verlof verleend naar Brussel en Parijs. In januari 1904 wordt dochter Maria Johanna geboren. Na een jaar in Nederland en plaatsing op diverse schepen volgde een korte periode van ongeschiktheid voor de militaire dienst. Misschien had dit te maken met het conduiterapport dat in oktober 1904 expliciet wordt vermeld.
In deze jaren houdt Auke zich al bezig met de geschutstechniek aan boord van pantserschepen. In februari 1906 valt te lezen dat zijn ontwerp voor een richttoestel met vrije richtlijn niet zal worden ingevoerd. Aanvankelijk werd hij niet geschikt geacht als commandant van een torpedoboot, maar in augustus van dat jaar werd hij gedetacheerd bij de torpedodienst. Deze aanstelling duurde maar kort, want in oktober 1906 werd hij opgenomen in het marinehospitaal in Den Helder, vermoedelijk vanwege hardhorendheid.


De verrekijker van Auke Wytzes, een loodzwaar apparaat van zo'n anderhalve meter lang, is nog in bezit van een familielid.


Op 12 februari 1907 werd dochter Joukje geboren. In datzelfde jaar werd Auke geplaatst aan boord van de schoener Zeehond. In het Nieuws van de Dag verschijnt het bericht dat mevrouw H.A. van der Sluis - du Marchie Sarvaas zich in Marseille zal inschepen voor de reis naar Nederlands-Indië. Het echtpaar zal met de kinderen gaan wonen in Soerabaja, waar Auke wordt gedetacheerd bij het Marine-etablissement.
In september 1910 wordt in de Staat van Dienst vermeld dat Auke vanwege een aanvaring is gestraft door de commandant van de hr.ms. Griffioen. Hij wordt ontheven van zijn plaatsing bij de torpedodienst en afgevoerd als officier-torpedist. In plaats daarvan wordt hij belast met het bevel over een transport schepelingen naar Oost-Indië. In 1912 wordt hij in Den Helder geplaatst aan boord van de hr.ms. Heemskerck. Zijn vrouw Hendrika was op dat moment in Soerabaja. Dochter Joukje overleed daar op vijfjarige leeftijd, terwijl haar vader afwezig was.
Auke heeft zich tijdens zijn marineloopbaan voortdurend ingezet voor de verbetering van de artillerie. In 1914, toen in Europa de Eerste Wereldoorlog was uitgebroken, werd op de Heemskerck eindelijk het door Auke ontwikkelde vuurleidingssysteem getest. Deze zog. "richtmethode Van der Sluis" berustte op het afvuren van kanonnen op het ogenblik waarop de slingering van het schip in de middenstand was. Ook verscheen in dat jaar zijn rapport "De vlootbasis en een en ander uit de Staatscommissie voor de verdediging van Nederlands-Indië (of van ons volksbestaan) in een ander licht bekeken".
Zijn gezondheid werd er met alle drukte en emoties niet beter op, en in juli 1914 gaat Auke met buitengewoon verlof naar Davos-Platz. In de documenten valt niet na te gaan wat de reden voor zijn verlof was, maar waarschijnlijk betrof het een longaandoening.
In 1917 vertrok Auke, die inmiddels was bevorderd tot kapitein-luitenant ter zee, weer naar Indië, waar hij in september werd belast met het bevel over het flottieljevaartuig Serdang. Vier dagen later beviel zijn vrouw van een levenloos geboren dochter. Volgens de akte was de vader niet aanwezig bij de geboorte.
Drie jaar later vertrok Auke uit Soerabaja. De drukke jaren van marinetaken in diverse hoeken van de wereld waren inmiddels voorbij. Hij bleef zich bezighouden met verbetering van de geschutstechniek, en werd als lid van de artilleriecommissie te werk gesteld in Den Haag. In juni 1924 werd hij benoemd tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw, en in 1930 werd hij titulair bevorderd tot schout bij nacht.
Auke had het in zijn leven niet altijd even gemakkelijk. Hij koos voor een zware loopbaan op zee, en hij was eigenzinnig en had niet altijd ontzag voor zijn superieuren. In 'Mededelingen van de Nederlandse Vereniging voor Zeegeschiedenis' wordt hij als volgt beschreven: Zeer gemakkelijk in de omgang was Van der Sluis niet, de ondervonden tegenwerking had de scherpzinnige en in de grond zeer gevoelige man enigszins verbitterd. En toch kon zijn goed hart zich soms op merkwaardige wijze openbaren.
Dochter Maria Johanna overleed op 25-jarige leeftijd. Zij was getrouwd met jhr. Hendrik Albert van Foreest, die uiteindelijk vice-admiraal werd. Ze hadden geen kinderen.